ISVW 2025: Utopie in kunst en filosofie

Dit jaar ging de ISVW-cursus in de voorjaarsvakantie over utopie in kunst en filosofie. Ik heb weer veel moois gezien en kennis gemaakt met nieuwe ideeën en interessante initiatieven, zoals gebouwde ideaalsteden met een utopische samenleving als uitgangspunt en het streven naar ‘Ecotopia’, waar het antropoceen, met de mens als middelpunt, verandert in een ecoceen. Daarin staat de natuur centraal en is de mens daar ‘gewoon’ onderdeel van.

In de Oudheid bestond het woord ‘utopie’ niet. Het is bedacht door Thomas More als de naam van het eiland dat hij in zijn boek Utopia (1516) beschrijft. In het Oud-Grieks kun je het terugvoeren op twee mogelijke vormen: outopia (‘nergensplaats’) of eutopia (‘goede plaats’). Je kunt een utopie dan ook op twee manieren opvatten: als een ‘escaperoute’ om te ontsnappen aan een ellendige werkelijkheid, bijvoorbeeld naar Luilekkerland of Kokanje in tijden van honger. Deze vorm houdt de heersende orde in stand. De andere vorm van utopie bekritiseert die orde juist en hoopt deze door een betere werkelijkheid te vervangen. Voorbeelden daarvan zijn het Atlantis van Plato en het eiland Utopia uit het boek van Thomas More.


Gaandeweg kwam er met de dystopie een derde vorm naar voren. Die schetst niet zozeer een betere wereld, maar meer een ontaarde utopie, bekend van klassiekers als 1984 van George Orwell en Brave New World van Aldous Huxley.

Als spiritueel tegenwicht voor het materialistische wereldbeeld wilden kunstenaars als Hilma af Klint met hun werk een ‘nieuwe wereld’ oproepen, vaak met esoterische symbolen. Andere kunstenaars werkten hun utopische idealen uit met technische blauwdrukken en prototypes, zoals Constant met zijn Nieuw Babylon.


Voor mij nieuw waren de phalanstères van de idealist Charles Fourier, stedenbouwkundige ontwerpen waarmee hij een utopisch socialistisch toekomstbeeld wilde verwezenlijken, en die bijvoorbeeld concreet gestalte kregen in de Familistère van Jean-Baptiste Godin. De mooiste opvatting van Fourier vond ik zijn voorstel om een oorlog niet met wapens te beslechten, maar met het bereiden van omeletten en paté. Dat geeft een nieuwe visie op Heel Holland bakt.


Volgend jaar is het thema van de cursus ‘kunst en filosofie in de Middeleeuwen’. Ik kijk er nu al naar uit!

PS De ISVW heeft een nieuwe huisstijl, opgebouwd uit zeven elementen die in verschillende samenstellingen onder meer op de cursusmap stonden. Het resultaat heeft wel iets weg van tangrampuzzels.

ISVW-cursus over Odysseus

In mijn blogstukje van 28 juni kondigde ik aan dat ik een zomercursus ging volgen bij de ISVW in Leusden, ‘Odysseus’ onvoltooide reis’. Inmiddels is die cursus afgelopen. Het verblijf in het conferentieoord was als vanouds ontspannend (geen wolf tegengekomen) en de cursus was inspirerend, al was hij anders van opzet dan mijn vertrouwde muziekweken. Na een korte kenschets van de te bespreken tekst door de docent, Jabik Veenbaas, lazen we (zo’n dertig cursisten) beurtelings tekstfragmenten voor uit de reader, die we vervolgens klassikaal bespraken.

Er kwamen allerlei belangwekkende meningen en invalshoeken langs en mijn stapel (opnieuw) te lezen boeken is weer behoorlijk gegroeid. ’s Avonds hebben we een film bekeken, Troy, met Brad Pitt als een bijzonder ongeloofwaardige Achilles, en een televisieserie waarin het verhaal van de Odyssee van Homerus min of meer wordt gevolgd. Dit beeldmateriaal sloeg bij mij minder aan, hoewel het altijd grappig is om te zien wat de makers doen met monsters zoals de cycloop Polyfemos en het zeemonster Scylla. Daarover wil ik nog iets meer te weten komen, want net zoals de sirenenzang lijken ze me geschikt voor een afzonderlijk blogstukje. Dat geldt ook voor verschillende volken die Odysseus onderweg naar huis tegenkomt, zoals de drugsverslaafde Lotuseters en de kannibalistische Laistrygonen.


En uiteraard ben ik nieuwsgierig naar muzikale verwerkingen van al die verhalen. De opera Il ritorno d’ Ulisse in Patria van Claudio Monteverdi is bekend en van het gedicht ‘De Lotoseters’ (The Lotos Eaters) van Tennyson heeft Edgar Elgar een deel verwerkt tot een prachtig koorwerk ‘There is sweet music’, dat ik op een cd heb staan. Maar er is ongetwijfeld nog veel meer moois te vinden.

Kortom, het is hoog tijd dat ik zelf op reis ga, op zoek naar monsters en muziek.


Voor geïnteresseerden is hier een summiere samenvatting van wat ik bij de cursus heb opgestoken over de ontwikkeling die het personage Odysseus in de loop der eeuwen in de westerse cultuur heeft ondergaan.

Samenvatting

In de Odyssee heeft Homerus zo’n zeven à acht eeuwen voor Christus de avonturen van Odysseus op diens tien jaar durende reis van Troje naar Ithaka vastgelegd. Dat werk werd in de loop der eeuwen een inspiratiebron voor veel andere westerse schrijvers, om te beginnen voor Vergilius. Deze Romein beschreef in de eerste eeuw voor Christus in opdracht van keizer Augustus in de Aeneïs de avonturen van de Trojaan Aeneas, volgens de verhalen de stichter van Rome. Vergilius moest daarin duidelijk maken dat de Romeinen superieur waren aan de Grieken en bij hem veranderde  de slimme, listenrijke Odysseus in de wrede, misdadige schurk Odysseus: van slim naar sluw.

Dat negatieve beeld hield eeuwenlang stand en zit bijvoorbeeld ook nog in Dantes Goddelijke Komedie, waar Odysseus in een van de diepste hellen zit. In de Renaissance kwam de oorspronkelijke Griekse tekst weer beschikbaar en werd het beeld van Odysseus wat positiever, zoals bij Shakespeare in zijn stuk Troïlus en Cressida. Die trend zette zich voort in de Verlichting en Romantiek. Zo heeft de romanticus Tennyson over de episode bij de Lotuseters een lang gedicht geschreven. Het beeld van Odysseus werd steeds gelaagder, evenals trouwens dat van Penelope, de vrouw van Odysseus, die twintig jaar lang op diens terugkeer heeft gewacht. Ook in de twintigste en eenentwintigste  eeuw lieten niet de minste auteurs zich door Odysseus inspireren, onder meer James Joyce en Sándor Marái. Margaret Atwood beschreef Odysseus door de ogen van Penelope. Zij toont ons weer een heel andere Odysseus.


Thema’s

Een trend in deze ontwikkeling is een toenemende secularisatie. De rol van de goden raakt steeds verder buiten beeld en de nadruk komt steeds meer op de menselijke, aardse eigenschappen te liggen. Al bij Homerus verkiest Odysseus nadrukkelijk zijn sterfelijke vrouw Penelope boven de nimf Kalypso die hem de onsterfelijkheid belooft en die keuze voor aardse menselijkheid komt steeds sterker naar voren. In zekere zin zien we hier de culturele omslag van mythos naar logos, van mythen waarin de mensen speelbal van wispelturige goden zijn, naar de rede, waarin zij zelfstandig handelen. Naast het spanningsveld tussen onsterfelijkheid en sterfelijkheid is er ook het spanningsveld tussen nieuwsgierigheid en heimwee, waardoor de thuisreis van Odysseus als het ware ook als een spirituele thuisreis gezien kan worden. Interessante thema’s om verder over na te denken.

Keramiek: filosofische finissage

Begin juni schreef ik over de opening van de tentoonstelling Vele gezichten van Keramiek. Op 7 juli ben ik ook naar de ‘finissage’ daarvan geweest, de feestelijke afsluiting ervan. Een finissage is de tegenhanger van het bekendere ‘vernissage’, de feestelijke opening.

Deze finissage kreeg een leuke, inhoudelijke invulling. Onder leiding van ‘filosofisch vragensteller’ Marja van Rossum bespraken we een van de objecten, ‘Zwarte Smiley’ van riëlle beekmans, waar we in een kring omheen zaten. We gaven beurtelings antwoord op betrekkelijk eenvoudige vragen, zoals ‘Welk woord komt als eerste bij je op?’ en ‘Hoe zou je het noemen?’

Vanuit mijn perspectief zag ik het beeld als een in drieën gezaagd mensfiguur waarvan het middendeel gedraaid was ten opzichte van de andere twee delen en waarvan het hoofd verdween in een baksteen met een vrolijke smiley erop.


Het woord dat ik noemde was ‘zuil’. Ik associeerde wat ik zag met een gebroken zuil waarvan de brokstukken slordig gedraaid op elkaar gezet waren. Het ‘mensfiguur’ deed me denken aan een kariatide, een Grieks beeld dat een tempeldak draagt. Het was verrassend hoe verschillend de antwoorden van de anderen waren, variërend  van lampenkap tot vis, hoofd en breuk.

Uit het daaropvolgende gesprek werd me duidelijk dat het ‘mensfiguur’ hier een madonna was, een iconisch beeld van Maria. Dat blijkt uit de houding die ze zou hebben als de drie delen weer netjes op elkaar gezet worden en uit de slang die ze onder haar voet vertrapt.


Toen we vervolgens allemaal aan een andere kant van het beeld gingen zitten kon ik sommige van de andere woorden wat beter plaatsen. Ik zag nu een rommelige stapel stenen waarop een baksteen balanceerde. Omdat de smiley buiten beeld was had de steen niets meer weg van een gezicht. En het geheel was daardoor voor mij niet meer herkenbaar als een mensfiguur. Ik vond het  frappant om te beseffen hoe bepalend de smiley was voor mijn ‘duiding’ van het beeld. Naderhand moest ik denken aan mijn blog over pareidolie, het verschijnsel dat mensen geneigd zijn overal iets bekends in te zien.

Ik vond het een bijzondere en vruchtbare ervaring om een kunstobject wat nauwkeuriger te bekijken en mijn gedachten erbij met anderen te bespreken.

Muziek kan niet zonder stilte

Tijdens de zomermuziekweek ‘Muziek zit tussen je oren’ kwamen in de lezing van Leo Samama over Stilte in de muziek verschillende thema’s langs uit de andere bijdragen, zoals retoriek en het belang van de context bij het luisteren naar muziek. Dat heb ik gecombineerd tot de volgende samenvatting.

Pas sinds zo’n 150 jaar is het gebruikelijk om stil te zijn tijdens een concert en componisten als Haydn moesten hun publiek tot stilte dwingen om aandacht voor de uitvoering van hun muziek te krijgen. Dat afdwingen kan bijvoorbeeld door vertoon van virtuositeit of door met behulp van retorische trucs een (spannend) verhaal in te bouwen. Rusten en onverwachte pauzes waren daarbij een deel van de trukendoos. Als je mensen wilt dwingen tot actief luisteren, kun je trouwens het beste vanuit stilte beginnen, niet vanuit forte terug naar piano. Dat geldt ook algemener, bij repetities bijvoorbeeld, of bij beeldende kunst: zo nodigen schilderijen als White Painting van Rauschenberg uit tot actief kijken. De stilte is dan in wezen een retorische truc om spanning op te bouwen.


We luisteren nooit onbevangen naar muziek, ook de historische achtergrond speelt een rol. Zo werkten componisten in de Barok met affecten, bepaalde codes die een vaste, algemene betekenis hadden. De toenmalige luisteraars herkenden die betekenissen, bijvoorbeeld bij de weergave van natuurverschijnselen. Zo was het gerommel van de donder in de bassen in ‘Sind Blitze, sind Donner’ uit de Matthäus Passion al lang voor Bach een manier om onweer weer te geven. Met name de aristocratie was daarmee van jongs af aan vertrouwd. Met de opkomst van de burgerij veranderde ook het concertpubliek. Voor componisten werd het belangrijk om te weten voor welk publiek ze schreven, meer op het effect gericht. Wel herkenden veel mensen ook toen nog vaak de betekenis, bijvoorbeeld vanuit de vaste teksten voor bepaalde kerkelijke hoogtijdagen of populaire melodietjes die we nu allang vergeten zijn. Doordat we de affecten niet meer automatisch herkennen, moeten ook wij het meestal hebben van de effecten.


Eigenlijk is het nooit helemaal stil. Vooral sinds de Tweede Wereldoorlog hoor je tegenwoordig bijvoorbeeld overal muzak, geluid waarnaar je niet echt luistert. Verschillende componisten hebben dat feit becommentarieerd, van wie John Cage met zijn 4’33” stilte de bekendste is. Andere voorbeelden van stille muziek staan op het muziekblog LetsGroef. Bij het beluisteren van dergelijke werken ervaar je geen doelbewust opgesteld geluidsdecor, maar word je je bewust van omgevingsgeluiden, zoals de ademhaling van degene die naast je zit, het gerinkel van koffiekopjes in de foyer of het rommelen van je eigen maag.  De stilte fungeert dan als een soort spiegel, waarin je verbeelding zelf de muziek tot stand brengt. Zo bekeken is een partituur, die zelf niet klinkt, altijd aanleiding tot allerlei denkbare uitvoeringen. Bovendien ervaart een luisteraar een muziekstuk elke keer anders, want de betekenis die je er al luisterend aan geeft wordt mede bepaald door herinneringen aan vroegere uitvoeringen en de context waarin je op dat moment zit te luisteren.

Zomermuziekweek ISVW 2023

Eind juli heb ik bij de Internationale School voor Wijsbegeerte de zomercursus over muziek gevolgd. Deze keer was het thema evenals in 2021 ‘Muziek zit tussen je oren’. We kregen drie lezingen per dag voorgeschoteld over muziek-filosofische onderwerpen, de ene wat abstracter dan de andere, maar over het algemeen was het goed te volgen. De in 2023 verschenen essaybundel Muziek zit tussen je oren. Muziekfilosofische beschouwingen onder redactie van Erik Heijerman en Albert van der Schoot was de basis voor deze cursus.

We begonnen met enkele historische benaderingen in de muziekfilosofie. Die waren ook in 2021 langsgekomen en in mijn blogstukje over die muziekweek en een vervolgstukje over de proportiecanon heb ik er al eens kort naar verwezen, maar het kan geen kwaad ze nog eens te noemen.

Voor de pythagoreërs was muziek een kwestie van getalsmatige verhoudingen, proporties. Zo heeft het octaaf, het interval dat je krijgt wanneer je een snaar op een monochord halveert, een verhouding van 1:2. Op die manier kun je ook andere intervallen weergeven als verhoudingsgetallen en daarmee een theoretisch bouwsel construeren dat niet alleen voor de muziek geldt, maar voor de hele kosmos.

Na deze pythagoreïsche proportieleer richtte de muziekfilosofie zich op een mimetische benadering, met de stelling dat muziek een buitenmuzikale betekenis overbrengt, bijvoorbeeld een gemoedstoestand. En in de negentiende eeuw dook er een formalistische opvatting op. Daarin geeft muziek met muzikale middelen klinkend vorm aan louter muzikale ideeën. Deze absolute muziek bestaat los van alle zaken buiten de muziek, zoals die gemoedstoestanden.

In de eenentwintigste eeuw benadert men muziek vanuit weer een andere invalshoek. Nu richt de kritische filosofische blik zich niet zozeer op de muziek als object, maar op onze ervaring van muziek. In navolging van Kants ‘durf te denken’ werd het motto ‘durf te luisteren’. In de huidige muziekfilosofie staat dan ook de rol van de luisteraar centraal.

Vanuit dit perspectief werden tijdens de cursus in 2021 al enkele aanzetten tot kritische analyse besproken. Dit jaar werd dieper ingegaan op thema’s als muziek en verbeelding, gesitueerde kennis, stilte in de muziek (zie ook mijn vorige blogstukje over In futurum), retorica, metaforen en actief luisteren. Samengevat (en heel kort door de bocht) komt het hierop neer. De klanken die we horen zijn meteen weer weg. Een luisteraar geeft bij de uitvoering van een muziekstuk altijd zelf betekenis aan het gehoorde, door dat aan en in te vullen. Daarbij spelen al diens eerdere ervaringen met zo’n muziekstuk en de context van de uitvoering een grote rol. Zo ervaart en maakt iedereen keer op keer zijn of haar eigen uitvoering, die ook voor de betreffende luisteraar telkens anders is. Kortom: muziek zit tussen je oren.

Tijdloos (of niet)

Onlangs heb ik naar aanleiding van een schrijfoefening over hoe ik het verstrijken van de tijd ervaar kort nagedacht over het fenomeen tijd. Dat leverde uiteraard geen diepgravende filosofische studie op, want in principe moest je de opdracht binnen een kwartier kunnen afronden. Het bleef dan ook bij enkele losse gedachten.

Het resultaat was een stukje dat ik ‘tijdloosheid’ noemde. Hierin merk ik op dat:

‘… tijd bij mij niet zozeer verstrijkt, maar stapsgewijs verspringt. Ik hobbel van afspraak naar afspraak, van klus naar klus. Mijn tijd bestaat uit partjes, gevuld met wegtikkende seconden, minuten, uren, dagen, weken enzovoort. Een belangrijk kenmerk daarvan is dat die tijd meetbaar is: vier minuten voor een gekookt ei, een kwartier voor mijn basisoefeningen. Deze voortschrijdende tijd, met begin- en eindpunten, is bepalend in mijn agenda en voor mijn dagelijks leven. Het is de lineaire, chronologisch geordende, meetbare kloktijd, de variabele t uit de natuurkunde en techniek.

Die vorm van tijd komt op verschillende schalen tevoorschijn. Behalve bij een expliciet ingestelde wekker of een snelle blik op mijn horloge om te zien of ik de trein nog kan halen, of bij de wekelijkse planning voor het versturen van verjaardagskaarten, dringt deze chronologie zich ook op in grotere eenheden. Hij toont het voorbijgaan van de jaren in rimpels in de spiegel, in kleuters die plotseling reuzen zijn geworden, en in het besef dat we inmiddels bijna een kwart van de nieuwe eeuw achter de rug hebben.

Wanneer ik in iets opga, helemaal verdiept ben in een boek of geconcentreerd aan een schilderij werk, ervaar ik daarentegen een aangename tijdloosheid en val ik daarna met tegenzin terug in die onverbiddelijk doortikkende kloktijd. Enige troost vind ik dan in de cyclische, herhaalde tijd, waarin gebeurtenissen met regelmaat terugkomen. Deze tijdvorm wordt gesymboliseerd door de seizoenen, maar soms kan ik ook de wekelijkse regelmaat van koorrepetities en vaste schilderavonden als tijdloos ervaren.’

Achteraf maak ik daar nog wel de kanttekening bij dat de tijdloosheid bij het aandachtig verdiept zijn in een bezigheid of bij repeterende activiteiten ook altijd gepaard gaat met een half oog op de klok, want die tikt op de achtergrond onverstoorbaar verder.

ISVW 2022 – Filosofie en Kunst in Rusland

In de voorjaarsvakantie heb ik bij de Internationale School voor Wijsbegeerte de cursus Filosofie en Kunst in Rusland gevolgd. De cursus stond oorspronkelijk gepland voor vorig jaar, maar toen gooide corona roet in het eten. Inmiddels is alles wat met Rusland te maken heeft natuurlijk erg beladen en daardoor kregen sommige onderdelen een extra actuele dimensie.

Lees verder

Zomermuziekweek ISVW 2021

Na een onderbreking van enkele jaren had de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden gelukkig weer een Zomermuziekweek georganiseerd. Tientallen jaren lang was die cursus mijn ideale vakantiebesteding: van maandag tot en met vrijdag met gelijkgestemde mensen luisteren naar interessante sprekers en mooie muziek, een volledig verzorgd verblijf in het bijbehorende conferentiehotel, ruimschoots voorzien van lekker eten en drinken, en tussendoor een wandeling op de hei om mijn hoofd weer even te resetten. Op zo’n ochtendwandeling heb ik ook dit jaar de elfenzakdoekjes weer gezien!

Lees verder

Kinker, Haydn en een sublieme Schepping

Vorige week heb ik de cursus ‘Filosofie en kunst in Verlichting en Romantiek’ gevolgd, waar ik weer heel veel interessante verhalen heb gehoord en mooie plaatjes heb gezien. Er kwamen allerlei onderwerpen langs waar ik meer van wil weten en waarop ik in mijn blog waarschijnlijk wel terug zal komen. Hier is om te beginnen iets over Johannes Kinker, Joseph Haydn en een sublieme Schepping. Lees verder