
Bij de zomermuziekweek ‘Muziek zit tussen je oren’ werd de proportiecanon genoemd als illustratie van de traditionele opvatting dat muziek een kwestie is van getalsmatige verhoudingen, ‘proporties’. Alle stemmen in zo’n canon hebben dezelfde melodie, maar die worden gezongen in een andere toonverhouding. Waar de ene stem een kwart noot moet zingen, heeft de andere een halve noot, bijvoorbeeld. Met deze techniek kun je de verschillende partijen van de canon uit één vastgelegde stem afleiden.
Ik vond het vooral interessant hoe dit genoteerd werd: als een te ontrafelen puzzeltje. Als voorbeeld van zo’n melodie, in dit geval met drie stemmen op één regel, kregen we een plaatje van het tweede deel van het ‘Agnus Dei’ uit de Missa L’homme armé super voces musicales van Josquin DesPrez te zien:

Hoe kom je er dan achter welke stem hoe snel moet zingen? Dat blijkt af te leiden uit de symbolen vooraan de balk. Daar staan bij een proportiecanon hele of halve cirkels, al dan niet met een streep erdoor. Genoteerde lange vierkante noten ( de ‘hele noten’ of brevis) konden in tweeën of in drieën worden verdeeld, evenals de kortere ruitjesnoten (‘halve noten’ of semibrevis). Een hele cirkel betekent een verdeling in drieën en wordt perfectum genoemd, ‘volmaakt’, vanwege de heilige drie-eenheid. De invloed van Rome op de muziek was groot in die tijd. Een halve cirkel betekent dat de brevis in tweeën wordt verdeeld en dus imperfectum (onvolmaakt) is. Een stip geeft aan dat de kortere semibrevis in drieën is verdeeld.

Om een indruk te krijgen kun je hierbij denken aan de maatsoorten 9/8, 3/4, 6/8 en 2/4.
In bovenstaand voorbeeld van het Agnus Dei gaat het om drie stemmen en zijn de brevisnoten allemaal tweedelig. Als de middelste stem het tempo aangeeft, C, gaat de onderstem twee keer zo snel, aangegeven met een streep door de halve cirkel. Bij de bovenstem staat een drietje om aan te geven dat de semibrevis in drieën is verdeeld en dus drie keer zo snel gaat.
Hieronder staat een uitwerking in moderne notatie. Het lukt me (nog) niet om het helemaal te herleiden tot bovengenoemde theorie. Hoe het moet klinken is te beluisteren in een gezongen versie op YouTube (deel II vanaf 2’30’’ tot 3’50”) – Tallis Scholars olv Peter Philips.

Restanten van de oude notatie kun je nog terugvinden in de huidige aanduidingen van sommige maatsoorten: C voor een vierkwartsmaat en C met een streep erdoor een snellere maatsoort, waarin je de halve noten telt.

Weer wat geleerd. Muziek schrijven is nog ingewikkelder dan ik al dacht!
LikeLike
Hoi Patty, zo te lezen gaat het uitstekend met je om zo’n diepgravend “stuk” te schrijven! M.a.w., ik vind het hartstikke interessant maar … voor mijn persoontje … moelijk, moeilijk, moeilijk. Op ’n gegeven moment kan ik het niet meer te volgen. Het maakt me wel blij dat dit soort “dingen” al héél lang bestaan en ook dat jij je er mee bezig houdt en het deelt met anderen. Groetjes van VeraS …
LikeLike
Ik ga straks het genoemde werk van Josquin Des Prez eens beluisteren. Daar ben ik wel nieuwsgierig naar.
LikeLike