Via de nieuwsbrief van kinderboekenvraagbaak Kjoek kwam ik erachter dat er momenteel een verkiezing gaande is van de top 100 van favoriete kinderboeken aller tijden, georganiseerd door De Grote Vriendelijke Podcast. Hiervoor kan iedereen tot en met 7 november een eigen top-5 inleveren via de literatuursite Hebban. Dat leek me leuk om te doen.
Na ‘Abracadabra’ heb ik me op een andere bekende toverspreuk geworpen: ‘hocus pocus pilatus pas’ (soms ook met een k gespeld: ‘hokus, pokus, pilatus pas’). Deze spreuk wordt volgens mij vooral gebruikt door kinderen met een goocheldoos, maar hij blijkt oude wortels te hebben.
In een artikel over nostalgie stond dat sommige voormalige bewoners van Oost-Duitsland na de val van de muur terugverlangen naar bepaalde aspecten van de DDR. Als voorbeeld werden de Trabant en de Ampelmännchen genoemd. Een Trabant is een auto, maar wat is een Ampelmännchen, vroeg ik me af.
Het Ampelmännchen blijkt zelfs in de Nederlandse Wiki te staan: ‘de Duitse benaming voor het figuurtje op verkeerslichten voor voetgangers, en in het bijzonder voor het ontwerp daarvan in de voormalige DDR’. Toen ik dit las herinnerde ik me inderdaad dat ik ooit op school had geleerd dat een Ampel een verkeerslicht is.
Het speciale van dat voormalige Oost-Duitse verkeerslichtmannetje is dat het onderdeel is geweest van een verkeersveiligheidscampagne. Daarin werd het gebruikt om kinderen op een aantrekkelijke manier verkeersregels bij te brengen. Ze speelden bijvoorbeeld een rol in het televisieprogramma Verkehrskompaß. Een kinderprogramma uit je jeugd is op oudere leeftijd natuurlijk vaak aanleiding tot nostalgie, maar ook bleken de figuurtjes beter te functioneren dan de westerse en inmiddels zijn ze dankzij een actiegroep her en der in Duitsland weer ingevoerd.
Die actiegroep, ‘Red de verkeerslichtmannetjes’, heeft er ook voor gezorgd dat er allerlei Ampelmann-producten op de markt kwamen, met name voor souvenirwinkels in Berlijn. Zo staan ze bijvoorbeeld op T-shirts, handdoeken, bekers, paraplu’s, sleutelhangers, vlakgommetjes en op stickers voor de wc-deur, die laatste zijn er in een mannelijke en vrouwelijke vorm. Ook het verkeerslichtarsenaal is uitgebreid, met een Ampelmädchen. Volgens de producent was dat niet uit emancipatieoverwegingen, maar omdat het figuurtje meer licht doorlaat.
Naast de trambrug over de Schie hangt op een muur een logo van ‘Ampelmann’, dat inderdaad zo’n Ampelmännchen voorstelt. Ampelmann is daar een verwijzing naar een in Nederland ontwikkelde machine die het mogelijk moet maken bij ruw weer over te stappen van een schip op een boorplatform of windmolen. De machine is genoemd naar het Duitse verkeerslichtmannetje, omdat beide het oversteken veiliger maken.
En sinds ik me in dit onderwerp heb verdiept kom ik de mannetjes ook regelmatig op straat tegen.
Op mijn lijstje met nog op te zoeken woorden stond ‘jingoïsme’. Ik was dat in 2018 tegengekomen in een bespreking in de NRC van een aantal boeken over de Vietnamoorlog. Het leek het me hoog tijd om er daadwerkelijk mee aan de slag te gaan toen ik het woord onlangs weer tegenkwam, deze keer in een column waarin de NRC Ombudsman ingaat op de verslaggeving over de oorlog in Afghanistan in de afgelopen twintig jaar: ‘Van jingoïsme over een ‘exotische’ oorlog was nooit sprake.’
Als ik zing vind ik het vaak moeilijk om het tempo vast te houden. Bij iets wat niet zo goed ken heb ik de neiging om te vertragen en bij vrolijke, bekende stukjes is de kans groot dat ik even lekker doorstoom. Dat blijkt trouwens meer voor te komen, want ik hoor regelmatig de waarschuwing ‘niet jagen’ en ook zit ik wel eens met gekromde tenen omdat ik bang ben dat een koor definitief uit de bocht zal vliegen.
Na een seizoen van Heel Holland bakt heb ik altijd zin om zelf aan de slag te gaan. Deze keer wierp ik me op de kwarktaart. Nu is kwark heel gezond, maar een hele taart voor mij alleen is wat overdreven. Gelukkig heb ik een leuk kleine springvormpje (12cm doorsnee) en kon ik dus een kwart nemen van de hoeveelheden uit recepten. Dat deed me wel denken aan een oude kwestie: het onderscheid tussen een ‘taartje’ en een ‘gebakje’.
Deze week was de collecteweek van Amnesty International. De afgelopen twee jaren ben ik met een echte collectebus langs de huizen gegaan in een mij toegewezen wijk. Vorig jaar (2020) werd de collecte halverwege afgebroken vanwege corona, maar toen had ik mijn wijk al af. Volgens mij had ik die keer juist door de crisisdreiging meer opgehaald dan het jaar daarvoor: sommigen hadden zelfs papiergeld gegeven. Het inleveren van mijn bus ging moeizaam maar was superveilig geregeld; ik heb helaas nooit gehoord wat mijn opbrengst was.
Soms start mijn Van Dale op met een woord waarvan ik denk: eigenlijk moet ik me in dat onderwerp wat nader verdiepen. Dan maak ik een aantekening op een briefje, dat dan vervolgens blijft liggen. Dat gebeurde bij het woord ’capaciteitenstelsel’, waarbij ik aanvankelijk moest denken aan een of andere landbouwmethode, maar dat een kiesstelsel is. Nu we binnenkort weer mogen stemmen heb ik dat briefje weer tevoorschijn gehaald.
In deze coronatijd sturen allerlei tijdschriften, boekhandels en uitgeverijen lijstjes met boeken die ze aanbevelen om de tijd door te komen. Daar doe ik niets mee want ik heb nog genoeg ongelezen boeken liggen. Ter ontspanning ben ik de laatste tijd echter vooral de escapeliteratuur aan het herlezen uit mijn twee gangkasten. Aanvankelijk wilde ik het volledige oeuvre van Stephen King herlezen, maar na meer dan tien boeken ligt dat even stil; zijn werk beslaat meerdere boekenplanken.
Na mijn verhuizing dit voorjaar had ik het vaste voornemen om dit jaar eindelijk weer eens een echte kerstboom te nemen. Maar de kerststemming kwam dit jaar niet, want die wordt meestal getriggerd door het zingen van toepasselijk repertoire.