
Er zijn woorden die je af en toe tegenkomt waarvan je weet wat ze betekenen, maar die als je er wat langer naar kijkt een beetje vreemd overkomen. Dat had ik laatst bij het woord pleisterplaats. Een pleister plak je op een wond en muren kun je pleisteren.
Wonden en muren passen inderdaad bij de twee betekenissen van pleister in Van Dale. Enerzijds heb je daar de omslachtige omschrijving ‘een taai, kleverig, door de warmte zacht wordend geneeskrachtig middel, dat op linnen, taf of zacht leer gestreken, op een wond of op de huid gelegd wordt’, ofwel ‘een stukje stof dat met een kleefmiddel bestreken is om het op of over een wond te kunnen bevestigen’, en dat ook wel kleef- of hechtpleister wordt genoemd. En anderzijds is er het ‘kalkmengsel waarmee muren besmeerd worden’. Het woordenboek heeft daarnaast meer dan twintig samenstellingen met pleister, waarvan pleisterplaats er één is.

Geen van voornoemde betekenissen van pleister lijkt hier iets mee te maken te hebben, en zowaar: het werkwoord pleisteren blijkt een derde betekenis te hebben. En dat is degene die van toepassing is bij pleisterplaats.

Over het ontstaan van deze derde vorm van pleisteren meldt de etymologiebank dat het is afgeleid uit het woord ‘peisteren’, waaraan later een l werd toegevoegd. Peisteren betekent ‘voeren, laten grazen’ of ‘van het paard afstijgen om het te laten grazen’, en dat werd vervolgens ‘de reis onderbreken om te rusten en voedsel tot zich te nemen’. Verschillende café/restaurants blijken dan ook ‘De Pleisterplaats’ te heten.

Een andere situatie waarin het woord pleisterplaats gangbaar is, is de vogeltrek. Voor kraanvogels blijkt de pleisterplaats in Frochteloërveen bijvoorbeeld heel aantrekkelijk. En voor veel trekvogels is de Waddenzee een gewilde tussenstop. Door de gevolgen van klimaatverandering staan de trekroutes en de mogelijkheden om onderweg iets te eten te vinden echter onder druk.
