
In het inmiddels ter ziele gegane blad Parlando van mijn zangkoor Cantarella had ik een aantal jaren een rubriek, ‘Patty leest een boek’, waarin ik stukjes schreef over min of meer obscure publicaties op muziekgebied. Onlangs kocht ik een tweedehands boek over muziekleer dat ik daarin graag had willen bepreken. Gelukkig kan ik mijn ei in dit blogstukje kwijt, al is dat daardoor wat langer dan gewoonlijk.
Het boek Zwerftochten door het rijk der muziek dateert uit 1951. Het is geschreven door Hélène Nolthenius en geïllustreerd door Hans Ducro. De ondertitel is ‘Een boek voor allen over noten en maten, muziekstukken en componisten’ en heeft ‘de jeugd’ als voornaamste doelgroep. Uit het ‘Voorwoord tot de “grote” lezers’ blijkt dat deze muziekwegwijzer voortborduurt op muzieklessen van de KRO-schoolradio. Er staat ook hoe moeilijk zo’n boek eigenlijk is, want op de radio kun je immers alles met klinkende voorbeelden illustreren.[illustraties uit besproken boek]
Het boek wil kinderen opvoeden tot luisteraars, immers: ‘Hoe langer de lezers luisteren, hoe beter de luisteraars lezen, en begrijpen wat hun op deze bladzijden wordt uitgelegd.’
De informatie wordt opgediend in een nogal oubollig verhaal. Het jongetje Michiel zit zich op een zaterdagmiddag te vervelen. Zijn moeder leert hem hoe hij in het Rijk van de Muziek kan komen, waar Vrouwe Musica, oftewel Koningin Caecilia, de scepter zwaait, met maatstrepen als haar lijfwacht en ‘Aan de Muziek’ van Schubert als volkslied. In dat rijk maakt hij kennis met spelregels voor tonen en noten, instrumentenfamilies en belangrijke componisten, kortom, alle dingen uit gangbare inleidingen in de muziekleer. Al snel wordt Michiel een page van Koningin Caecilia en wil hij later componist worden.
De uitleg van de spelregels is vrij compact voor een eerste kennismaking, maar er worden bruikbare spelletjes aangedragen. Wat me aan dit boek irriteerde is de beperkte opvatting van wat ‘echte’ muziek is. Verder is duidelijk te merken dat het meer dan een halve eeuw oud is en zijn sommige uitspraken inmiddels pijnlijk politiek incorrect. In het Dansmuseum, waar onderdelen van de suite te zien en te horen zijn, zijn de moderne dansen op de zolder weggestopt: ‘Er zijn een hoop negerdansen bij.’ Op een bepaald moment zegt Caecilia: ‘De kwestie is, dat we van veel moderne dansen het staatsburgerschap hebben moeten intrekken, omdat ze in het Rijk der Muziek niet thuishoorden, en ook niet in het Rijk der Danskunst. Ze waren geen kunst, zie je, ze waren enkel amusement… Maar lelijk lawaai en ordinaire straatdeunen en platte hoempa-moppen, die kunnen we hier niet gebruiken.’ En Michiel is het daar mee eens, want ‘de meeste jazz hoort inderdaad meer in het Amusementsland thuis dan in het Rijk der Muziek’.
Ook bij de ‘echte’ muziek is er sprake van rangen en standen, blijkt in het tweede deel van het boek. Zo woont de familie Snaar in een groot, voornaam herenhuis. De deftige familieleden kijken neer op de Mandoline: zij is ‘de schande van onze familie. Ze woont in een paviljoen helemaal achter in de tuin, met de Gitaar, de Banjo en dergelijk gespuis.’
De familie Blaas heeft twee takken die de pest aan elkaar hebben: de familie van Blaas tot Hout, die in een charmant Zwitsers chalet woont, en de familie van Blaas tot Koper, ruwe lieden rond een kampvuur. ‘Koper is koper en hout is hout, en een brug wordt er nooit gebouwd.’ De liefde tussen de ridderlijke Trompet en de lieflijke Fluit is dan ook gedoemd te mislukken.
De familie Slag woont in woonwagens op een groot weiland. Ze maken te veel lawaai om in de stad te wonen. ‘Boeren, burgers en buitenlui, welkom op de kermis van de slagwerkers!’ Daar kun je met applaus betalen: dat is de slagmuziek die in het rijk het meest op prijs wordt gesteld.
In het laatste deel van het boek maakt Michiel kennis met een aantal componisten, onder wie ook modernere, zoals Schönberg en Honegger. Hun muziek was ‘mooi maar vreemd’. Zo gaat dat met die muziek volgens Caecilia. ‘Pas als je daar dikwijls naar geluisterd had, werd je duidelijk wat ermee werd bedoeld; maar meestal moest je daar wat ouder voor zijn dan negen jaar.’
Hoe komt iemand nou in dat Rijk van de Muziek? Door een lied te zingen! ‘Je mag elk lied nemen dat je kent en dat je mooi vindt, maar er is één voorwaard: je moet het heel aandachtig zingen.’ En welk lied kiest Michiel? Het Wilhelmus. Tja.
Voor de liefhebbers zijn hier een paar links naar YouTube met uitvoeringen van An die Musik van Franz Schubert.
Elly Ameling (sopraan) en Jörg Demus (piano) (1970)
Kathleen Ferrier (alt) en Phyliss Spurr (piano) (1952)
Ian Bostridge (tenor) en Julius Drake (piano) (1998)
Dietrich Fischer-Dieskau (bariton) en Gerald Moore (piano) (jaren zestig)
Tja. Vooroordelen en verschil in opvattingen zullen er altijd wel blijven, ook wat muziek betreft.
LikeLike