
Een schamelbout is een ‘bout waarom het voorstel van sommige wagens draait’, aldus Van Dale. Het woord schamel kende ik eigenlijk alleen als bijvoeglijk naamwoord met de betekenis armoedig of armetierig, maar in dit geval gaat het om schamel als zelfstandig naamwoord. En een bout is ‘een ijzeren of houten ronde of prismatische staaf zonder punt en met of zonder kop, dienende om, in een van tevoren gemaakt gat gedreven, platen, planken enz. tegen elkaar te bevestigen’. Nou ja, gewoon een bout dus.
Het verouderde ‘schemel’ is afkomstig uit de wagenmakerij en betekent daar ‘dwarshout’. In kruiswoordpuzzels vul ik bij die omschrijving meteen ‘ra’ in, maar dan is het een scheepsterm. De schamelbout blijkt dus een onderdeel van een rijtuig. Rijtuigen en hun onderdelen worden uitgebreid beschreven op de website bokt.nl. Daar staat ook een plaatje, waarop nummer 12 aangeeft waar de schamelbout zit. Een synoniem voor schamelbout is ‘torenbout’.
De site van Museum Warsenhoeck [waarnaar rechtstreeks doorklikken niet werkt, wel te bereiken via Google, geen idee waarom] bevat onder meer het archief van Cronyck de Geyn, de kwartaaluitgave van de historische kring Nieuwegein. In het artikel ‘Smederij Veldhuizen honderd jaar geleden’ uit de aflevering van januari 2008 staat de volgende uitleg: ‘Bij vierwielige boerenkarren draaiden zowel de voor- als achterwielen; het schamel was het draaiende mechaniek tussen de as en de kar; dit bestond voor een deel uit metaal; de schamelnagel of schamelbout was de metalen pen waar het wagenstel om draaide.’ Hier staat dus ‘het schamel’, maar het moet ‘de schamel’ zijn, want ook volgens de handige site Genus is het een mannelijk woord.
Misschien dacht de schrijver van dat artikel te weten waar ‘het’ om draaide!
LikeLike
De schamelbout als metafoor voor de zin van het leven, voor het nu als scharnier tussen verleden en toekomst. 😉
LikeLike