Ik interesseer me zijdelings best wel voor op taal gebaseerde vormen van kunstmatige intelligentie zoals ChatGPT. Dat is niet zozeer omdat ik er zelf mee aan de slag wil gaan, maar omdat ik wil weten wat voor het beroep van mensen die met teksten werken, zoals schrijvers en vertalers, de mogelijke gevolgen zijn van de algoritmes die worden losgelaten op gigantische, al dan niet bij elkaar gestolen hoeveelheden tekst. Ooit komt het er misschien van dat ook ik een paar vragen op zo’n programma loslaat waarna er een gaaf blogstukje of amusant kort verhaal uit komt rollen. Maar voorlopig vind ik het veel te leuk om zelf iets te schrijven. Dan maar wat minder gaaf.
En nu is Algemene kunstmatige intelligentie oftewel AGI of Artificial General Intelligence plotseling een hype. Deze moet veel breder inzetbaar zijn dan de inmiddels gangbare taalhulpjes. De Groene haalde in een artikel over AGI* een definitie ervan aan die Steve Wozniak, medeoprichter van Apple, had gegeven. Volgens hem moet een AGI in het huis van een vreemde een kop koffie kunnen zetten, ongeacht wat voor soort koffiezetapparaat die persoon heeft.
Ik realiseerde me meteen dat mijn natuurlijke algemene intelligentie in dat geval schromelijk tekortschiet. Zelfs voor het koffieapparaat in De Bieslandhof moet ik heel goed nadenken over de juiste stappen, laat staan dat ik met Senseo’s en dergelijke apparaten uit de voeten kan. Ik gebruik oploskoffie en met mijn nieuwe waterkoker kan ik gelukkig aardig overweg.

Zoiets is voor een AGI waarschijnlijk inderdaad geen probleem. Die lost het razendsnel op dankzij enorme databases vol nuttige gebruiksaanwijzingen, maar ik vraag me af waarom hij/zij/die een kop koffie zou willen zetten. Volgens mij zal het een AGI die aan de definitie van Wozniak voldoet niet zozeer ontbreken aan kennis om koffie te zetten, maar aan de motivatie om dat te doen en, sterker nog, om uit zichzelf op het idee te komen dat te doen.
De verschillen tussen gewone en kunstmatige algemene intelligentie roepen bij mij dan ook allerlei interessante, al dan niet filosofische vragen op, waar ik me toch eens wat meer in zou moeten verdiepen. Zo verbaasde ik me bij het zoeken naar plaatjes van AGI over de vele treffers waarop deze de gestalte aanneemt van een robotvrouw met een Barbiefiguur.

* De Groene, 30 januari 2025, p.46, Colin van Heezik, ‘AI? Nee AGI’, p.46


























