Door omstandigheden verschijnt er voorlopig geen blog.
Algemeen
over het blog zelf of nog niet in een categorie ondergebracht
Leerlingenpodium Rootz
Terwijl mijn smartphone volliep met enthousiaste berichten van bezoekers van festivals zoals Wonderfeel en Down the Rabbithole, zocht ik het zondagmiddag dichter bij huis en ging ik naar het leerlingenpodium van muziekschool Rootz in Het Voorhuis in Delft. Het hele weekend traden daar meer en minder gevorderde leerlingen op, met verschillende instrumenten, maar ik kwam met name voor de piano-optredens van Nellie Schut en Michael Gan, twee zeer ver gevorderde leerlingen van Yuliya Urinyova.
Ik werd niet teleurgesteld: ze speelden allebei geweldig en gaven bovendien een interessante (en goed verstaanbare!) toelichting op de vrij onbekende werken.
Nellie Schut ken ik van mijn koor Cantarella en door haar bijdragen aan bonte avonden weet ik hoe goed ze piano speelt. Zij liet deze middag een paar tango’s horen van Ernesto Nazareth, een mij tot nu toe onbekende Braziliaanse componist en pianist. Met deze muziek had ze kennisgemaakt bij het Nieuw Kamerkoor Delft, dat In het najaar (zondagmiddag 12 oktober, om precies te zijn) een tangoprogramma uitvoert en dat Nellie af en toe als repetitor begeleidt.

Michael Gan heeft altijd les vóór mij en dan hoor ik op de gang al hoe goed hij is. Hij speelde nu een etude van de mij ook al onbekende Anton Arensky en met Yuliya samen een versie voor 2 piano’s van de Dance Macabre van Camille Saint-Saëns, de beroemde attractie van de Efteling.

Zelf heb ook al heel lang les van Yuliya, maar mijn pianistische talent en techniek zijn eufemistisch gezegd niet toereikend voor zo’n openbaar optreden. Ik laat me daardoor niet terneerslaan en beperk me met plezier tot de ‘Easy Pieces’ van Martha Mier. Als ik in een Eftelingstemming ben probeer ik nog wel eens het Menuet in G van de paddenstoelen onder de knie te krijgen, tot dusverre met weinig succes. Dat menuet staat in het Notenbüchlein für Anna Magdalena Bach, maar is niet geschreven door Johann Sebastian Bach, maar door Christian Petzold.
VAK-cursus 2024-2025 terugblik
Nu seizoen 2024-2025 van de schildercursus aan de VAK is afgelopen blik ik ter afronding terug met dit overzicht. In totaal kregen we van onze docent Niels Janssen tien opdrachten*, onder meer om verschillende materialen en schilderstijlen uit te proberen. Ik heb niet aan alle opdrachten meegedaan. Soms lag het materiaal waarmee we aan de slag gingen me niet (houtskool en pastelkrijt), en soms sprak een opdracht me zo aan dat ik er veel langer mee bezig ben geweest dan de gemiddelde drie weken.
De meest productieve en inspirerende opdracht was nummer 7, met De Staalmeesters van Rembrandt als uitgangspunt. Daarover schreef ik al eerder een blog, toen de resultaten van onze groep in april in de bibliotheek te zien waren. Deze opdracht heb ik op allerlei manieren verder uitgewerkt en het wordt waarschijnlijk het thema van mijn kalender voor 2026.

Een andere opdracht waar ik langer aan heb gewerkt is nummer 2, ‘Naar Marlene Dumas’. Hierbij werkten we met Oost-Indische inkt en verdunde acrylverf. Dat heeft allerlei werkjes op papier opgeleverd, die ik deels weer in een collage heb verwerkt.

De andere resultaten zijn ‘gewoon’ acryl-schilderijtjes op mdf-paneeltjes, op die van opdracht 1 na: dat was een experiment met schilderen op schuurpapier. Dat vind ik niet voor herhaling vatbaar. In mijn landschapjes (35×25) van opdracht 5 is helaas niets terug te vinden van de beoogde sfeervolle stijl van Rachel Arif, dat heb ik kennelijk niet in me.

Het kikkerperspectief van opdracht 8 heb ik vrij letterlijk genomen (30×40) en het kleine werkje voor Urban Jungle (25×25) was in zekere zin een oefening om op straat om me heen kijken. Ik heb inmiddels heel wat foto’s van paardenbloemen.

Het was al met al een rijk seizoen en ik heb me alweer ingeschreven voor de lessen van 2025-2026.
* De tien opdrachten

Casino
In mei heb ik meegedaan een serie schrijfopdrachten van Prompt! Deze serie had ‘casino’ als overkoepelend thema, en de opdrachten hadden enkele vaste randvoorwaarden en een zeker gokelement als uitgangspunt, bijvoorbeeld door met een dobbelsteen een locatie te bepalen. Dat leverde deze korte stukjes op, die ik voor het blog enigszins heb bewerkt.
***
Geluk bij een ongeluk
De opdracht ‘geluk bij een ongeluk’ liet me meteen denken aan het fenomeen serendipiteit. Iemand is op zoek naar iets, wat niet lukt, maar tijdens het zoeken ontdekt die persoon bij toeval iets anders, waar de wereld bij gebaat is. Het gebruikelijke voorbeeld hierbij is de ontdekking in 1928 van penicilline door Alexander Fleming, toen een van zijn voedingsbodems verontreinigd bleek met schimmels. Hij merkte op dat rondom die schimmels geen bacteriën groeiden, en dat gaf de aanzet tot de ontwikkeling van penicilline

Een ander veel genoemd voorbeeld is de antiaanbaklaag in koekenpannen bij het zoeken naar extreem hittebestendige materialen voor de ruimtevaart. De ontdekking van teflon leek aanvankelijk ook zo’n ongezochte, nuttige bijvangst, maar inmiddels is duidelijk dat het behalve een ‘gelukkig toeval’ toch ook een vorm van grote pech is, want daarmee komt er steeds meer PFAS in het milieu terecht.
***
Jong geleerd
De gokkers dragen kleurige regenjassen boven rubberlaarzen. De kinderen hengelen geconcentreerd naar eendjes met getallen. De kermis transformeerde het drassige weiland na de regen tot een groots speelparadijs voor jonge gokkers. Touwtje trekken, balletjes gooien naar gestapelde conservenblikjes, munten schuiven tot het gewenste schijfje valt. Drie kleine prijzen ruilen voor die verleidelijke pluchen dinosaurus. Steeds weer proberen. Bijna! Net niet! Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Leerschool voor het grotemensencasino, waar je meer dan je zakgeld verliest.

***
Spanning en sensatie
Versuft keek Guillaume om zich heen. Hij zat op een stoel in de controlekamer, waar hij op een beeldscherm de situatie in de grote zaal van het casino kon zien. Hij zag dat de meeste mensen in de chaos een goed heenkomen hadden gezocht en inmiddels was de politie gearriveerd. Een half uur eerder was aan de roulettetafel een hoogoplopende ruzie uitgebroken. Een van de spelers had de croupier luidkeels van vals spel en manipulatie beticht. Hij begon te schreeuwen en was plotseling wild om zich heen aan het schieten. Waar hij dat pistool vandaan had was een raadsel, want iedereen die binnenkwam moest eerst door de veiligheidspoortjes. Die werkten kennelijk niet best. Guillaume was door een afgedwaalde kogel in zijn schouder geraakt en de medewerker die de wond provisorisch had verbonden had gezegd dat hij maar hier in deze kamer moest wachten op de ambulance.
Het was de laatste dag van een tegenvallende vakantie. Morgenmiddag zou hij alweer in het vliegtuig zitten, op weg naar huis, en hij had gehoopt met een bezoek aan het casino de teleurstelling en saaiheid van de afgelopen dagen te doorbreken. Het had aan een stuk door geregend en het museum was wegens onderhoud gesloten. Alle andere attracties bleken zich in een andere stad te bevinden en de bus naar het centrum ging maar een keer per uur. Als hij al ging. Er vielen vaak ritten uit, had hij gemerkt.
Een beetje wrang constateerde Guillaume dat hij tevreden kon zijn, want dit kon je inderdaad wel een sensationele afsluiting van zijn vakantie noemen. Hij had toch wel gehoopt op een ander resultaat van zijn poging van deze laatste avond een leuke herinnering aan zijn vakantie te maken. Een flink bedrag bovenop de honderd euro die hij als limiet voor zijn inzet had gehanteerd, bijvoorbeeld.

Brandbrief
Onlangs las ik in de NRC dat een groep van tweeduizend artsen en deskundigen een brandbrief had geschreven met daarin ‘de oproep tot een smartphone- en socialemediaverbod voor kinderen’. Dergelijke brandbrieven komen wel vaker in het nieuws en zijn meestal gericht aan de regering of het parlement. Bij het woord ‘brandbrief’ moet ik meteen denken aan een verwante briefsoort, de bombrief.
Een bombrief is een envelop met een explosieve inhoud, die ontploft als je hem open maakt. Een gevolg daarvan kan natuurlijk ook zijn dat er brand uitbreekt. Tegenwoordig stuurt men, tot verdriet van PostNL, nauwelijks meer brieven. Dus ook over bombrieven hoor je niet veel meer, want kwaadwillenden hangen gewoon wat zwaar vuurwerk aan de voordeur.

Brandbrieven worden nog wel regelmatig verstuurd, maar waarschijnlijk vooral digitaal en in een figuurlijke betekenis: in de brief kaart men een urgent probleem aan en doet men een dringende oproep om daar snel iets aan te doen. Oorspronkelijk is het echter een dreigbrief ‘waarin men met brandstichting of moord dreigt, tenzij de bedreigde een zekere geldsom aan de afzender doet toekomen of voor hem op een aangegeven plaats doet neerleggen’ of ook wel een brief ‘waarin men dringend of dreigend maant om betaling van verschuldigde gelden, of nakoming van een belofte’.
In de etymologiebank is te lezen dat legeraanvoerders vroeger zulke brieven naar de bewoners van bezette landstreken stuurden om hen aan te manen schatting te betalen. De inwoners van een dorp of stad werd die schatting opgelegd met het dreigement dat anders hun huis zou worden geplunderd en in brand gestoken. In de achttiende eeuw veranderde de betekenis enigszins en werd de brandbrief een brief waarin iemand zijn nood klaagt en op het zenden van geld aandringt. In de brief met de oproep tot een socialemediaverbod, gericht aan de regering gaat het niet zozeer om geld, maar om een beleidsmaatregel.
Op historiek.net vond ik een artikel over brandschatten met een link naar een achttiende-eeuwse brandbrief uit Zeeland: “Anders sullen wij uw huijs in brand steken.”

Keramiekfestival Bieslandhof
Er is maanden aan gewerkt door onder meer Riëlle Beekmans en de keramiekvereniging van De Bieslandhof: een rijkelijk versierde berg van keramiek die in de tuin van De Bieslandhof komt te staan en op dinsdag 10 juni feestelijk officieel onthuld zou worden. Helaas werkte het weer niet mee en was het te nat en te koud voor een buitenactiviteit. Daarom werd het hele keramiekfestival naar binnen verplaatst, waar een miniatuurversie werd onthuld, want het echte werk stond al buiten.

Die ‘echte’ berg bestaat uit vier delen, die aan taartpunten doen denken. De opdeling was nodig omdat een werk van een zo grote omvang niet in de oven past. De afgelopen maanden had ik al verschillende stadia in de gang zien staan, want de klei moest goed droog zijn voordat hij gebakken kon worden en dat kan vele weken duren. Nadat de delen waren gebakken werd er glazuur op aangebracht in alle mogelijke kleuren, waarna ze nogmaals lange tijd in de oven verdwenen. Het is elke keer gespannen afwachten of alles er weer goed uitkomt.

Gelukkig is het bakproces goed gegaan en nu was de keramiekberg na al die tijd eindelijk af. Hij is prachtig geworden. Hij staat in de tuin op een draaiplateau, op een hoogte die ervoor zorgt dat alle ‘bergbewoners’ ook vanuit een rolstoel goed te zien zijn. Mocht je een keer in De Bieslandhof komen, ga dan vooral even de tuin in om het zelf te bewonderen!

Behalve de officiële onthulling van het beeld bestond het festival uit workshops waar bewoners zelf iets moois konden maken, waren er uiteraard de nodige hapjes en drankjes, en werd er in kraampjes werk van de bewoners verkocht. De opbrengst was voor de keramiekvereniging. Ik heb twee werkjes gekocht: een croissantje en iets wat in de verte wel iets weg heeft van een dobbelsteen, met mooie kleuren. In plaats van ogen zitten er een paar gaten in, waar je bijvoorbeeld een kunstbloem in kunt zetten.

Balkon 2025
Het is een terugkerende klus om in het voorjaar de bakken op mijn balkon van nieuwe bloemen te voorzien. Dan krijgt het een zomerse uitstraling die voor een geloofwaardig vakantiegevoel zorgt als ik er zit, wat niet zo vaak is, maar ik word in ieder geval vrolijk als ik ernaar kijk.
Dus ben ik begin april met een vriendin in haar auto naar het tuincentrum gegaan om planten uit te zoeken ter vervanging van de inmiddels uitgebloeide wintervaste planten. Al snel hadden we een kleurrijke selectie bij elkaar en onder het toeziend oog van Faya als bewaker in de winkelwagen zag het er zonnig en feestelijk uit.

Maar ja, zoals je weet was mei een uitzonderlijk droge maand. Ik heb echt mijn best gedaan. De planten kregen elke dag water, sommige misschien zelfs wat te veel, maar begin juni bleek dat toch zo’n beetje de helft van de bloemen het loodje had gelegd.

Een paar sterke exemplaren deden met de moed der wanhoop hun best het vol te houden. Die blijf ik nog steeds bemoedigend toespreken en ze krijgen bijna elke dag water. Toch zal ik er binnenkort weer op uit moeten om aanvulling te halen. Voor de spaaractie van de supermarkt had ik drie vouchers voor plantjes bij elkaar gespaard, maar tot mijn spijt heb ik ook dit jaar de datum om ze in te wisselen weer gemist.
Grote overwinteraar en troost voor mijn tekortschietende plantenzorg, is het ‘eikje’, dat in 2023 tevoorschijn kwam uit een eikel in een lege bloembak. Deze winter dacht ik dat het einde ervan nabij was. Hij was helemaal kaal en zag er doods uit. Maar dat hoort nu eenmaal bij loofbomen in de winter, en nu staat hij er na twee jaar mooier bij dan ooit, met een volle bladerdos.

Fibula
In een artikel over de tentoonstelling ‘Boven het Maaiveld’ van het Rijkmuseum voor Oudheden (RMO, tot en met 7 september) stonden enkele afbeeldingen van ‘fibulae’, sluitspelden die waren gevonden bij archeologische opgravingen. Ik vond het interessante voorwerpen en zocht even verder.
Een fibula (meervoud fibulae of fibula’s) is een sluitspeld of doekspeld en was in de Late Oudheid onderdeel van de kleding van Romeinse burgers en andere bevolkingsgroepen in het Romeinse rijk. Met een sluitspeld konden ze twee lappen stof of kledingstukken aan elkaar vastmaken en bijvoorbeeld een mantel of toga aan de schouder bevestigen. Aan de achterzijde van een figuurfibula zat een scharnierende naald om hem op de bovenkleding te bevestigen, of, zoals Wikipedia het formuleert: ‘Het voorwerp, meestal van metaal, bezit daartoe een tweedelig sluitmechanisme in de vorm van een pen en een gaatje of beugel.’ Het was daarmee een voorloper van de veiligheidsspeld (en volgens Wikipedia ook van de knoop en de ritssluiting).

Veel fibulae waren versierd met kleurrijke geëmailleerde voorstellingen, bijvoorbeeld van dieren. Ze zijn daarmee dus ook voorlopers van de broche. Door deze op een goed zichtbare plaats te bevestigen kon iemand zijn of haar stand en afkomst tonen. Eenvoudige sierspelden waren een onderdeel van de soldatenuitrusting.

Het gebruik van sluitspelden is ouder dan de Romeinse tijd. Het eenvoudigste kledingstuk bij Egyptenaren en Sumeriërs was een rechte lap die om het middel werd gewikkeld, waarna men later een tweede lap om de schouders drapeerde. Men zag gedrapeerde kleding als een kenmerk van beschaving. De fibula hield die lappen bij elkaar.
Het woordenboek geeft als tweede betekenis van fibula ‘kuitbeen’. Het kuitbeen ligt naast het scheenbeen en heeft de Latijnse naam fibula. Het is het dunste lange bot van alle menselijke beenderen. Ik dacht dit bot misschien ooit gebruikt werd om kleding vast te zetten en daardoor de naamgever was geworden van de sierspeld, maar het is andersom: ‘de Latijnse naam komt van fibula, een doekspeld die ongeveer dezelfde vorm heeft als het bot.’

Messa per Rossini
Deze week krijgen jullie een tweedehands blogstukje. Oorspronkelijk heb ik deze tekst over het ontstaan van het Requiem van Verdi namelijk geschreven voor het blog van Cantarella. Dat werk gaan we op zaterdag 22 november 2025 uitvoeren in de Raamstraatkerk. Noteer die datum maar alvast.
De Messa per Rossini is geen mis ván Rossini, maar een mis vóór Rossini en dit werk bevat de eerste aanzet tot de Messa da Requiem van Verdi. Toen Rossini in 1868 was overleden stelde Verdi aan muziekuitgever Ricordi voor om samen met twaalf andere componisten een dodenmis ter ere van Rossini te schrijven en daarvoor een commissie in te stellen die de voorbereidingen zou coördineren, zoals de selectie van de componisten, het opdelen van de tekst in dertien delen en het bepalen van enkele randvoorwaarden voor de bezetting, lengte en toonsoorten, om er toch nog een beetje eenheid in aan te brengen.
Dat lukte wonderlijk genoeg allemaal en in 1869 was de mis klaar, maar helaas ging de geplande uitvoering in Bologna op de sterfdag van Rossini niet door vanwege ‘organisatorische, financiële, ideologische en cultureel-politieke’ geschillen. Het werk raakte daarna in vergetelheid. In 1873 kreeg Verdi zijn bijdrage terug van de uitgever, het slotdeel met het responsorium Libera me. Dat gebed wordt naast de doodskist gebeden, direct na het requiem en voor de begrafenis. Toen in 1873 Alessandro Manzoni, een vriend van Verdi, overleed, bouwde Verdi dat deel uit tot een volledig requiem.

Het bestaan van de oorspronkelijke Messa per Rossini werd ontdekt door musicoloog David Rosen, toen hij onderzoek deed naar de ontstaansgeschiedenis van Verdi’s Requiem. Hij wist acht van de dertien bijdragen te achterhalen. Zijn onderzoek werd voortgezet door de Internationale Bachakademie in Stuttgart, het Verdi Instituut in Parma en de uitgeverij Ricordi in Milaan, met als resultaat een eerste uitvoering van deze mis op 11 september 1988 als afsluiting van het Europese Muziekfestival in Stuttgart, door de Gächinger Kantorei Stuttgart, het Prager Philharmenischer Chor en het Radio-sinfonieorchester Stuttgart onder leiding van Helmuth Rilling. De opname van dit concert is in 1989 op cd uitgebracht en inmiddels is het volledige werk met de bijdragen van de andere componisten ook op YouTube te vinden.

Het deel van Verdi komt inderdaad grotendeels overeen met deel 7 uit onze partituur. Op de opname is het in twee delen opgesplitst: Libera me / Dies Irae / Requiem aeternam en de fuga Libera me, met de sopraan Gabriela Beñackova-Cap als soliste.