Vakantieactiviteit: De Efteling

Tijdens mijn verblijf in een vakantiehuisje in Kaatsheuvel mocht een bezoek aan De Efteling natuurlijk niet ontbreken. Voor mij was dat zelfs een van de redenen geweest om voor deze bestemming te kiezen. Ik had goede herinneringen aan mijn vorige bezoek, inmiddels al zo’n zestig à vijfenzestig jaar geleden.

En zo ging ik zondagmiddag met mijn zus Carla op weg. Ik had opgezocht dat De Efteling met de bus maar twee haltes ver was, dus dat was te doen. Helaas konden we de bushalte niet op tijd vinden en bleek het nog een flink eind lopen. Dankzij de aanwijzingen van iemand die zijn hond uitliet kwamen we uiteindelijk op een weg waar een met groen begroeide muur langs liep. Daarachter lag de Efteling.
De ingang bleek nog een heel eind verderop, maar uiteindelijk hebben we ook die gevonden.


Eenmaal in het park hebben we eerst een patatje gegeten en daarna sloegen we helaas een verkeerd pad in: we konden het sprookjesbos niet vinden. Een medewerker legde uit hoe we moeten lopen en jawel, daar was het dan eindelijk! Nog groter dan ik het me herinnerde en nog steeds betoverend. Ik kwam er veel oude bekenden tegen en sommige sprookjes werden voorgelezen, wat bij een aantal minder bekende geen overbodige luxe was. Op Eftepedia, een website met allerlei weetjes over de Efteling, kon ik die verhalen naderhand nalezen.

Met opvoeding tot milieubewustzijn kun je niet vroeg genoeg beginnen. In het park staan dan ook meerdere ‘Holle Bolle Gijzen’. Ik sta hier bij de Wagen Gijs. ‘Papier hier! – Dank u wel.’ De ‘Oer Gijs’ staat in de speeltuin, waar ik niet ben geweest.


En net zoals vroeger komt er klavecimbelmuziek uit de paddenstoelen. Op Eftepedia las ik dat het gespeelde muziekstuk, Menuet in G majeur, afkomstig is uit het Notenbüchlein für Anna Magdalena Bach. ‘Het stuk is echter niet van de hand van Johann Sebastian Bach, zoals vaak wordt gedacht, maar van de componist Christian Petzold, die bevriend was met de familie’. Andere klavecimbelmuziek op het park is bijvoorbeeld de Musette in D Majeur uit het tweede Notenbüchlein für Anna Magdalena Bach, dat te horen is bij het sprookje De Nieuwe kleren van de keizer. Dit stuk schijnt wel van Bach zelf te zijn.

Op Youtube:
* Efteling paddenstoelmuziek
* Menuet in G Majeur SF Christo op klavecimbel
* Musette in D Majeur Annabel Sáez op klavecimbel


De pretparkattracties van De Efteling boeiden me niet en dankzij het sprookjesbos heb me een hele middag in nostalgische herinneringen kunnen wentelen. Maar na meer dan vier keer mijn normale dagelijkse aantal stappen was ik die avond wel moe.

Yin en yang – zacht en hard

Het thema van de laatste opdracht in de vorige lesperiode van de schildercursus was ‘hardware-software’. Ik heb me daarvoor laten inspireren door een klassiek beeld van tegenstellingen: het yin-yang-symbool, ook wel ‘taijitu’ genoemd. De begrippen yin en yang verwijzen naar twee tegengestelde principes, meestal weergegeven met zwart en wit. Het zijn oud-Chinese voorstellingen, waarbij yin het symbool is van het ‘vrouwelijke’ (aarde, koude, het noorden, vochtigheid) en yang het mannelijke (hemel, warmte, het zuiden, droogte).

Yin en yang zijn niet louter tegenstellingen, maar complementaire waarden die elkaar aanvullen. In het ene zit al een aanzet tot het andere, wat zichtbaar wordt in de kleine cirkel in het breedste gedeelte van de ander. Het symbool is dan ook een dynamisch concept.

In mijn weergave van dit symbool op een paneeltje van 30×30 cm. heb ik zwart en wit vervangen door een ‘tactiele’ tegenstelling: watten (als ‘zachte waar’) en aluminiumfolie (als ‘harde waar’). Bij een tweede invulling gebruikte ik afgeknipte wol voor het zachte en kattenbakkorrels voor het harde aspect.


Toen ik eenmaal hiermee  bezig was merkte ik dat ik nog een andere keuze had moeten maken: draaide het teken met de klok mee of tegen de klok in, oftewel, ‘welke lijntjes gum ik weg’. Daar had ik dus niet op gelet. In de illustratie in Wikipedia draait hij rechtsom, met wit links en zwart rechts, oftewel met de stippen boven elkaar.

De taijitu is een hulpmiddel bij meditaties en ergens las ik dat de energie bij een oriëntatie met de klok mee naar buiten is gericht en tegen de klok in naar binnen. Dat deed me meteen weer aan de kurkentrekkerregel denken. Op internet las ik in een commentaar op de vraag naar de juiste oriëntatie: ‘Als je de taijitu los maakt van zijn culturele en historische context, maakt de richting van de oriëntatie niet uit, evenmin als het wit bovenaan staat of onderaan, of een kwartslag gedraaid.’

Dat mag dus allemaal, wat ik heel geruststellend  vond, want ik heb ik er nu al een paar gemaakt zonder hier aandacht voor te hebben.


Inmiddels heb ik de smaak te pakken en gebruik ik het yin-yang-symbool als basis voor verschillende uitwerkingen, bijvoorbeeld door de cirkels waarmee het geconstrueerd wordt uit elkaar te trekken of andere lijntjes weg te gummen

Leesvoer

Deze keer krijgen jullie een blog met enkele wat oudere (ultra-)korte verhalen die ik naar aanleiding van Prompt-opdrachten heb geschreven. Eerst een héél kort verhaal, en vervolgens ter gelegenheid van 4 oktober twee verhaaltjes over dieren: het ‘script’ voor een tekenfilmpje over een bezoek aan de dierenarts en een verhaal over dierenliefde.

=====
Zeswoordenverhaal

Spoorbomen sluiten: even snel doorrijden. Sirenes.

=====
Rupert

In de wachtkamer zitten een onverzorgde man met een oude hond, een oudere dame met een schoothondje en een meisje van een jaar of tien met een tas waarin een kat ligt. Er komt een jongetje van een jaar of acht binnen dat voorzichtig een doosje draagt. De doos en het deksel zijn versierd met groene blaadjes.

In de spreekkamer zien we van de arts alleen de handen en een witte jas. Hij vraagt: ‘Wie is de zieke, Tommie?’ Het jongetje zegt met een klein stemmetje: ‘Dokter, ik denk dat Rupert dood is. Ik heb hem echt goed te eten en drinken gegeven en luchtgaten in zijn doos gemaakt, maar nu beweegt hij niet meer’.

De arts tilt het deksel op. In de doos ligt een verpopte rups op half opgegeten blaadje. ‘Nee hoor, Tommie, Rupert is niet dood. Hij slaapt nu en over een paar weken komt hij als een mooie vlinder uit zijn cocon!’


=====
Sjakkeleboe

‘Sjakkeleboe!’ riep hij en de hond sprong: op de barkruk, een betonnen paaltje of vensterbank. Soms leek ze weg te glijden, maar altijd wist ze zich staande te houden: ‘Goed zo, meisje!’ Met een sprongetje op een smalle richel landen en voorzichtig verder trippelen: ‘Goed zo, meisje!’
Gaandeweg veranderde de situaties waarin hij het commando gaf. De barkruk werd een eetkamerstoel, de paaltjes en vensterbanken steeds lager en breder. De richel werd een stoeprand. Wat niet veranderde was het trotse: ‘Goed zo, meisje!’
Totdat springen helemaal niet meer lukte. Geen ‘Sjakkeleboe!’ meer, maar wel tot het eind toe: ‘Goed zo, meisje!’

Drinkgelag

In een recensie van de musical Moulin Rouge (NRC 27 september 2024) verbaasde ik me over de zinsnede ‘tegen een achtergrond van drankgelach en erotiek’. Drankgelach? Natuurlijk kan ik me hier wel iets bij voorstellen, maar ik dacht meteen: moet dat niet drinkgelag zijn? En als je wat langer naar zo’n woord kijkt is ook het woord ‘gelag’ vreemd.

Het woord ‘drankgelach’ kwam ik inderdaad niet tegen op internet en in Van Dale, dus dat zal wel een spelfout zijn. Drankgelag met een g wordt wel gebruikt als alternatief voor drinkgelag. Een drinkgelag is een ‘bijeenkomst waar men zich vnl. bezighoudt met alcohol drinken’, of, iets uitgebreider: ‘bijeenkomst waar men zich voornamelijk bezighoudt met het drinken van grote hoeveelheden alcohol eventueel gepaard gaande met het aanheffen van drinkliederen’. En daar zal ongetwijfeld ook wel gelachen worden.

In het Wikipedia-lemma over drinkgelag – samenkomst van meerdere personen die gepaard gaat met een grote of overmatige alcoholconsumptie – staat een uitgebreide geschiedenis van het fenomeen, vanaf de oude Grieken, die na een feestmaal in een symposion samen enkele glazen wijn met water nuttigden, en de Germanen, die in het Walhalla deel mochten nemen aan de drinkgelagen van de goden, tot aan de hedendaagse studentenfeesten en het fenomeen comazuipen.


Het woord gelag als de ‘vertering die gemaakt is door één of een aantal personen in een openbare gelegenheid’ (oftewel in de gelagkamer) is volgens beschrijvingen in de etymologiebank afgeleid van ‘geleggen’ of samen leggen: ‘het door enige personen bijeengebrachte geld, om op gezamenlijke kosten te eten en te drinken’. Dit veranderde gaandeweg in (de kosten voor) de vertering. Degene die het gelag betaalt voldoet de hele rekening en kan tegenwoordig de andere deelnemers een tikkie sturen. In het Middelnederlands blijkt ook de spelling gelach voor te komen, maar ik denk niet dat de recensent in de NRC dat in gedachten heeft gehad.

Bewonersexpositie Bieslandhof

De expositie in De Bieslandhof met werken van onze maandagavondschildergroep is achter de rug. Op zondagmiddag 8 september was de finissage, een afsluitende bijeenkomst waar Niels nog een korte toelichting gaf op ons werk. Helaas waren er weinig belangstellenden, dus de hoofdmoot bestond uit het weghalen en meenemen van ons werk. Een volgende keer kunnen we misschien toch beter een vernissage (opening) organiseren.

De muren in de gang bleven echter niet lang leeg, want inmiddels hangt er werk van bewoners van De Bieslandhof zelf. Die schilderijen zijn gemaakt door de deelnemers aan de schilderactiviteit op maandag- en vrijdagmiddag. Ik ben daar een van de vrijwilligers die hun daarbij ondersteunt.

De opening van deze tentoonstelling was op vrijdag 13 september. Uit bijgeloof mijden veel mensen zo’n ongeluksdatum, maar die is hier het motto van de expositie. De aankondiging met de uitnodiging voor de opening   was gebaseerd op een affiche van Théophile Alexandre Steinlen waarop in 1896 reclame werd gemaakt voor het programma van het Parijse cabaret Le Chat Noir, de Zwarte Kat. Volgens het bijgeloof is een zwarte kat net zoals vrijdag de dertiende een brenger van ongeluk. Enkele bewoners hebben daarom speciaal voor deze gelegenheid een schilderij gemaakt van een zwarte kat.


Het werd die vrijdag zeker geen ramp, maar een feestelijke, druk bezochte bijeenkomst in Het Trefpunt, met een drankje en een hapje. Ilona Senghore, die dit allemaal heeft georganiseerd, opende de tentoonstelling met een presentatie waar alle exposanten in het zonnetje werden gezet, en een verhaal dat losjes was gebaseerd op bijgeloof in de kunst, met illustraties variërend van schilderijen met katten en heksen tot de jammerlijke ontploffing van de Apollo 13.


Het werk van de bewoners hangt nog tot december 2024 in de gang naar het Trefpunt (na de ingang rechts). Het is zeker de moeite waard om er eens te gaan kijken als je in de buurt bent.

Villanella

Onlangs zag ik de televisieserie Killing Eve. Daarin heeft de Russische huurmoordenares, gespeeld door Jody Comer,  de codenaam Villanelle. Het woord ‘villanelle’ kwam me bekend voor. Ik meende me te herinneren dat een villanella een liedsoort uit de renaissance was, maar ik wist er het fijne niet meer van.

Korte tijd daarna las ik het boek Een portret van de kunstenaar als jongeman van James Joyce. Tegen het einde daarvan schrijft de hoofdpersoon, Stephen Dedalus, een ‘villanella’, een vormvast gedicht. Wat is het nu, een muzieksoort of een dichtvorm?


Het blijkt allebei te zijn. Het woord is afgeleid uit het Italiaanse villanella: dorpsdans, boerenlied. Aanvankelijk was het een gewone middeleeuwse ballade, een lied waarin een verhaal verteld wordt over eenvoudig onderwerp. In de vijftiende en zestiende eeuw ontwikkelde dat zich tot een meerstemmige, volkse compositie, zonder een vaste vorm. Hij is meestal doorgecomponeerd en je kunt er makkelijk op dansen. De tekst is vaak dubbelzinnig of scabreus.


De villanella als vaste dichtvorm ontstond in de zestiende eeuw in Frankrijk en wordt daarom ook wel villanelle genoemd. Die vorm is gebaseerd op het gedicht ‘Villanelle (J’ay perdu ma Tourterelle)’ uit 1606 van de Franse dichter Jean Passerat en werd vooral in de negentiende eeuw heel populair in Engeland.

Zo’n villanelle bestaat uit negentien regels, verdeeld in vijf strofen van drie en een slotstrofe van vier regels en heeft een vast schema van twee rijmklanken. Bovendien worden twee zinnen op vaste plaatsen letterlijk herhaald. Dat ziet er schematisch als volgt uit: A b B – a b A – a b B – a b A – a b B – a b A B.

Dit lijkt heel moeilijk, maar in de uitleg in Schrijven Online staat geruststellend: ‘De villanelle ziet er ingewikkeld uit, maar als je hem eenmaal doorhebt stelt het weinig voor.’ Een ware Cruijffiaanse uitspraak. Op internet is meer uitleg te vinden,  bijvoorbeeld op de site van Poëzie in beweging.

Als enthousiast sinterklaas- en feestlieddichter kon ik het natuurlijk niet laten het zelf eens uit te proberen. Dit is het resultaat.


Wachtend in een laan met bomen
Waar blaadjes dansen in het licht,
Sta ik voor me uit te dromen,

Zie ik elfjes en kabouters komen:
Mijn gedachten blijven ongericht,
Wachtend in een laan met bomen.

Zonder deze beelden in te tomen,
Al die gedaanten vol in ’t zicht
Sta ik voor me uit te dromen.

Hier wonen immers ook de gnomen,
Met een brede grijns op hun gezicht.
Wachtend in een laan met bomen

Hebben zij voldoende tijd genomen.
Een goed begin voor een gedicht,
Sta ik voor me uit te dromen.

Dus laat ook ik de woorden stromen
Zonder oordeel dat ontwricht:
Wachtend in een laan met bomen
Sta ik voor me uit te dromen.

Sprook: Hoe Anderland aan zwartgalligheid ontsnapte

Mijn ‘sprook’, het resultaat van de write-along van Prompt!, die deze zomer het thema ‘Sproken’ had, heb ik inmiddels afgerond en geredigeerd. Eigenlijk is sproke het enkelvoud van sproken, een ‘kort Middelnederlands verhaal in verzen, veelal met een didactische strekking’, maar deze sprook is gewoon een lang uitgevallen sprookje. Het verhaal beslaat namelijk 6 bladzijden A4, 3633 woorden, en is dus veel te lang om in een blogstukje op te nemen. Daarom heb ik de pdf van het verhaal op mijn site gezet en roep ik de lezers van dit blogje op om het te downloaden en natuurlijk om het te lezen, want daar schrijf je zo’n verhaal toch voor.


Een summiere samenvatting: het kleurrijke Anderland wordt bedreigd door zwartgalligheid. Het land raakt in de greep van een sombere, besmettelijke achterdocht. Koningin Rosamin wil die zwarte wolk verdrijven. Malle Eppie biedt zijn hulp aan en heeft een plan verzonnen om het land te redden. Spoiler: na verschillende avonturen slaagt hij daarin, mede dankzij enkele magische hulpmiddelen, en dan leeft iedereen in Anderland weer lang en gelukkig.


Ik heb het verhaal (nog) niet geïllustreerd, maar er komen verschillende personages en magische voorwerpen in voor die daartoe wel uitnodigen. Daarbij kan ik voortborduren (al dan niet letterlijk) op de grote voorraad afbeeldingen die ik in de loop der tijd heb opgebouwd, met Malle Eppie en zijn grote familie uiteraard als lichtend voorbeeld.

Als uitgangspunt voor een illustratie van Anderland zijn ook verschillende plaatjes van mijn kalenders bruikbaar, zoals die van de Delftse Hout-serie uit 2020 en 2011, of de Landschapscollages uit 2013. Een T-shirt uit de kalender van 2022 kan fungeren als basispatroon voor het jakje ‘De Vrijgeleide’, dat een magisch vervoermiddel is.


En voor de amulet waarmee de koningin het tij uiteindelijk weet te keren kan ik putten uit een rijke collectie geschilderde mandala’s. Dus wie weet, misschien komt er ooit nog een geïllustreerde versie van deze sprook.

De cycloop

Een van de monsters waarover ik na de cursusweek over Odysseus meer wilde opzoeken was de cycloop. Odysseus strandt onderweg op een eiland waar hij wordt gevangen door de cycloop Polyfemos. Deze eenogige reus, een zoon van de zeegod Poseidon, is een menseneter die elke dag hij een paar bemanningsleden verorbert. Met een list weet Odysseus met zijn resterende bemanning te ontkomen nadat ze het oog van de reus hebben doorboord. (Zie bijvoorbeeld Wikipedia voor het hele verhaal.)

Het woord ‘cycloop’ komt van het Oudgriekse kúkloops, oftewel ‘rondoog’: kúklos = cirkel en oops=oog. Volgens de overlevering woonden deze eenogige reuzen op de hellingen van de Etna, waar ze schapen hoedden. Deze mythologische wezens zijn door uiteenlopende kunstenaars verbeeld.  In de televisieserie die bij de cursus werd vertoond zag hij er met een soort rubberen masker op nogal  knullig uit en op andere afbeeldingen zie je vaak nog waar ‘gewone’ ogen zitten. Toch zijn er ook veel mooie plaatjes van cyclopen te vinden, al dan niet gebaseerd op het verhaal uit de Odyssee. Ze variëren van meer of minder angstaanjagende monsters tot een bedeesd ogende cycloop op het schilderij van Odilon Redon. De cycloop is een van de talloze superhelden van Marvel. Ook Sinbad de Zeeman, een personage uit de vertellingen van 1001 nacht – wiens avonturen niet voor die van Odysseus onder doen – komt op een van zijn reizen op een cyclopeneiland terecht.


De mythe van het bestaan van cyclopen schijnt te zijn ontstaan doordat de Grieken toentertijd olifantschedels hadden gevonden en dachten dat het schedels waren van reuzen met één groot oog in het voorhoofd. Inderdaad hebben olifantschedels geen duidelijk herkenbare oogkassen en een grote neusholte op de plaats van de slurf. In de laatste ijstijd leefden er op Sicilië dwergolifanten, vandaar dat men dacht dat dit de woonplaats van de cyclopen was.


Een bekende hedendaagse cycloop is Sheldon J. Plankton uit de animatieserie SpongeBob SquarePants. Deze Plankton is een gemeen eenoogkreeftje dat voortdurend probeert een geheim recept voor krabburger te stelen. Er blijken meer dan 13.000 soorten eenoogkreeftjes (Copepoda) te bestaan en een groot aantal daarvan horen tot het geslacht Cyclops. Met hun lengte van circa 1 mm zijn het echter niet bepaald reuzen.


Vaak zijn cyclopen tegenwoordig gewoon op straat te zien, als je er oog voor hebt. Deze eenogen eten weliswaar geen mensen, maar kunnen in andere opzichten best gevaarlijk zijn.

Heksenkruid

Deze week ben ik druk bezig met het verhaal voor de zomer-write-along van Prompt!, waaraan ik twaalf dagen lang een stukje toevoeg. Als overbrugging is hier een tweede sprookje dat ik ter voorbereiding  bij een ‘gewone’ Prompt-opdracht heb geschreven. Het eerste, over de herkomst van de plant ijzerhard, staat in een eerder blogstukje. Het resultaat van de write-along komt over enkele weken (als ik de eindstreep haal).

Hoe het heksenkruid aan zijn naam kwam

Er was eens een jonge boerenknecht, Johannes genaamd. Hij was verliefd op Esmeralda, een meisje dat in een dorp aan de andere kant van het bos woonde. Ze hadden elkaar ontmoet op het oogstfeest. Sindsdien liep Johannes elke week op zijn vrije middag door het bos, op weg naar het dorp waar zijn liefste op hem wachtte. Maar vreemd genoeg verdwaalde hij elke keer hopeloos en kwam hij ’s avonds weer thuis zonder zijn Esmeralda te hebben gezien.


Een half jaar later kwam hij aan het eind van zo’n middag een bosnimf tegen, die hem vroeg wie hij was, waar hij naartoe ging en waarom hij zo zorgelijk keek. De petemoei van Esmeralda had haar namelijk gesmeekt Johannes te zoeken en te vragen waar hij bleef, want Esmeralda kwijnde weg van verdriet. Johannes vertelde dat hij elke week zijn lief wilde bezoeken, maar dat het steeds niet lukte om het dorp te vinden. De nimf begon te lachen. ‘Dat snap ik. Zie je die bloemetjes daar? Die hebben magische kracht. Wie ze onderweg in een bos tegenkomt verdwaalt onherroepelijk. Ik zal ze weghalen, dan heb je volgende week vast meer geluk.’

Johannes besefte dat de stiefmoeder van Esmeralda daar de hand in moest hebben. Zij liefhebberde in hekserij en wilde niet dat haar stiefdochter haar zou verlaten, die het huishouden voor haar deed. Ze had natuurlijk gehoopt de liefde tussen Johannes en Esmeralda te bekoelen door hen met die magische bloemen uit elkaar te drijven.

Vol goede moed ging hij een week later weer op pad en nu bereikte hij al na een half uurtje het dorp, waar hij Esmeralda in zijn armen sloot. De stiefmoeder was spinnijdig en vertrok voorgoed uit het dorp. Johannes en Esmeralda trouwden en leefden nog lang en gelukkig.

Zo blijkt maar weer dat liefde alles overwint, zelfs een poging om twee geliefden met magie te beletten elkaar te ontmoeten.


Sindsdien worden die witte bloempjes in het bos heksenkruid genoemd en zijn de mensen gewaarschuwd als ze dat onderweg zien staan.

[Zie voor informatie over Groot heksenkruid (Circaea lutetiana) bijvoorbeeld Wikipedia of deze site.]

Pangi

Begin deze week was ik in het Stadskantoor aan het Stationsplein in Delft bij de opening van een tentoonstelling over pangi. De tentoonstelling was opgezet door Ria Garden, een vroegere buurvrouw van me. Wat een pangi was wist ik niet, maar Ria gaf gelukkig een heldere uitleg en er hangen bordjes met informatie.

Een pangi is een omslagdoek, een lap stof die je om je middel kunt wikkelen. Het kledingstuk wordt oorspronkelijk gebruikt bij verschillende inwijdingsrituelen uit de Winti-religie, de traditionele Creoolse natuurreligie die is meegekomen uit Afrika, bij de Surinaamse marrons. Tegenwoordig wordt hij nog steeds gedragen bij feesten, vieringen en begrafenissen, maar ook wel als dagelijkse kleding.

De doeken hebben verschillende kleuren en motieven, die allemaal een eigen naam en betekenis hebben, en worden onbewerkt (lala) of bewerkt gedragen. Door de wikkellappen te voorzien van applicaties en geborduurde motieven is het mogelijk er een speciale betekenis, een code of eigen verhaal in te verwerken. In de tijd van de slavernij was het daardoor soms ook een communicatiemiddel. De naam van een stof verwijst naar het specifieke karakter van de bijbehorende Winti-geest.


Zo is Kromanti, de geest bij een pangi van zwart-wit geruite stof, ‘kundig, bekwaam en intelligent’ en staat hij ook voor uitzonderlijke kracht en moed. Terwijl de blauw-zwarte ruit van Ampuku positief en energiek is. Deze geest concentreert zich op communicatie, ontwikkeling en het geven van informatie om familie en processen in het leven goed te laten verlopen.

De Alakondre, de stof van een pangi waarvoor Ria op de foto hieronder poseert, heeft verschillende kleuren en staat voor ‘alle landen’.


Deze kleine tentoonstelling gaf me een heel nieuwe blik op de mogelijke betekenis van kleuren, kleding en handwerken. Hij is nog tot 11 september te zien in het stadskantoor.

Meer informatie over pangi is te vinden op de site Surinaams erfgoed.