Onlangs zag ik de televisieserie Killing Eve. Daarin heeft de Russische huurmoordenares, gespeeld door Jody Comer, de codenaam Villanelle. Het woord ‘villanelle’ kwam me bekend voor. Ik meende me te herinneren dat een villanella een liedsoort uit de renaissance was, maar ik wist er het fijne niet meer van.
Korte tijd daarna las ik het boek Een portret van de kunstenaar als jongeman van James Joyce. Tegen het einde daarvan schrijft de hoofdpersoon, Stephen Dedalus, een ‘villanella’, een vormvast gedicht. Wat is het nu, een muzieksoort of een dichtvorm?

Het blijkt allebei te zijn. Het woord is afgeleid uit het Italiaanse villanella: dorpsdans, boerenlied. Aanvankelijk was het een gewone middeleeuwse ballade, een lied waarin een verhaal verteld wordt over eenvoudig onderwerp. In de vijftiende en zestiende eeuw ontwikkelde dat zich tot een meerstemmige, volkse compositie, zonder een vaste vorm. Hij is meestal doorgecomponeerd en je kunt er makkelijk op dansen. De tekst is vaak dubbelzinnig of scabreus.

De villanella als vaste dichtvorm ontstond in de zestiende eeuw in Frankrijk en wordt daarom ook wel villanelle genoemd. Die vorm is gebaseerd op het gedicht ‘Villanelle (J’ay perdu ma Tourterelle)’ uit 1606 van de Franse dichter Jean Passerat en werd vooral in de negentiende eeuw heel populair in Engeland.
Zo’n villanelle bestaat uit negentien regels, verdeeld in vijf strofen van drie en een slotstrofe van vier regels en heeft een vast schema van twee rijmklanken. Bovendien worden twee zinnen op vaste plaatsen letterlijk herhaald. Dat ziet er schematisch als volgt uit: A b B – a b A – a b B – a b A – a b B – a b A B.
Dit lijkt heel moeilijk, maar in de uitleg in Schrijven Online staat geruststellend: ‘De villanelle ziet er ingewikkeld uit, maar als je hem eenmaal doorhebt stelt het weinig voor.’ Een ware Cruijffiaanse uitspraak. Op internet is meer uitleg te vinden, bijvoorbeeld op de site van Poëzie in beweging.
Als enthousiast sinterklaas- en feestlieddichter kon ik het natuurlijk niet laten het zelf eens uit te proberen. Dit is het resultaat.

Wachtend in een laan met bomen
Waar blaadjes dansen in het licht,
Sta ik voor me uit te dromen,
Zie ik elfjes en kabouters komen:
Mijn gedachten blijven ongericht,
Wachtend in een laan met bomen.
Zonder deze beelden in te tomen,
Al die gedaanten vol in ’t zicht
Sta ik voor me uit te dromen.
Hier wonen immers ook de gnomen,
Met een brede grijns op hun gezicht.
Wachtend in een laan met bomen
Hebben zij voldoende tijd genomen.
Een goed begin voor een gedicht,
Sta ik voor me uit te dromen.
Dus laat ook ik de woorden stromen
Zonder oordeel dat ontwricht:
Wachtend in een laan met bomen
Sta ik voor me uit te dromen.