Tijdens de zomermuziekweek ‘Muziek zit tussen je oren’ kwamen in de lezing van Leo Samama over Stilte in de muziek verschillende thema’s langs uit de andere bijdragen, zoals retoriek en het belang van de context bij het luisteren naar muziek. Dat heb ik gecombineerd tot de volgende samenvatting.
Pas sinds zo’n 150 jaar is het gebruikelijk om stil te zijn tijdens een concert en componisten als Haydn moesten hun publiek tot stilte dwingen om aandacht voor de uitvoering van hun muziek te krijgen. Dat afdwingen kan bijvoorbeeld door vertoon van virtuositeit of door met behulp van retorische trucs een (spannend) verhaal in te bouwen. Rusten en onverwachte pauzes waren daarbij een deel van de trukendoos. Als je mensen wilt dwingen tot actief luisteren, kun je trouwens het beste vanuit stilte beginnen, niet vanuit forte terug naar piano. Dat geldt ook algemener, bij repetities bijvoorbeeld, of bij beeldende kunst: zo nodigen schilderijen als White Painting van Rauschenberg uit tot actief kijken. De stilte is dan in wezen een retorische truc om spanning op te bouwen.

We luisteren nooit onbevangen naar muziek, ook de historische achtergrond speelt een rol. Zo werkten componisten in de Barok met affecten, bepaalde codes die een vaste, algemene betekenis hadden. De toenmalige luisteraars herkenden die betekenissen, bijvoorbeeld bij de weergave van natuurverschijnselen. Zo was het gerommel van de donder in de bassen in ‘Sind Blitze, sind Donner’ uit de Matthäus Passion al lang voor Bach een manier om onweer weer te geven. Met name de aristocratie was daarmee van jongs af aan vertrouwd. Met de opkomst van de burgerij veranderde ook het concertpubliek. Voor componisten werd het belangrijk om te weten voor welk publiek ze schreven, meer op het effect gericht. Wel herkenden veel mensen ook toen nog vaak de betekenis, bijvoorbeeld vanuit de vaste teksten voor bepaalde kerkelijke hoogtijdagen of populaire melodietjes die we nu allang vergeten zijn. Doordat we de affecten niet meer automatisch herkennen, moeten ook wij het meestal hebben van de effecten.

Eigenlijk is het nooit helemaal stil. Vooral sinds de Tweede Wereldoorlog hoor je tegenwoordig bijvoorbeeld overal muzak, geluid waarnaar je niet echt luistert. Verschillende componisten hebben dat feit becommentarieerd, van wie John Cage met zijn 4’33” stilte de bekendste is. Andere voorbeelden van stille muziek staan op het muziekblog LetsGroef. Bij het beluisteren van dergelijke werken ervaar je geen doelbewust opgesteld geluidsdecor, maar word je je bewust van omgevingsgeluiden, zoals de ademhaling van degene die naast je zit, het gerinkel van koffiekopjes in de foyer of het rommelen van je eigen maag. De stilte fungeert dan als een soort spiegel, waarin je verbeelding zelf de muziek tot stand brengt. Zo bekeken is een partituur, die zelf niet klinkt, altijd aanleiding tot allerlei denkbare uitvoeringen. Bovendien ervaart een luisteraar een muziekstuk elke keer anders, want de betekenis die je er al luisterend aan geeft wordt mede bepaald door herinneringen aan vroegere uitvoeringen en de context waarin je op dat moment zit te luisteren.

Pingback: Dierenspel | Achter de sansevieria's